Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult hun [13]vrucht van de aarde verdoen, en hun [14]zaad van de kinderen der mensen. 13. De vrucht huns lichaams [gelijk de Schrift spreekt]; dat is, hunne kinderen; anders wordt ook door de vrucht van iemands hand verstaan hetgeen hij door zijn arbeid verkrijgt of overwint; Spreuk.31:16,31. 14. Dat is, kinderen of nakomelingen.